Een rondje langs de velden: Fransjan de Waard

Een gevarieerd gezelschap met zeer verschillende achtergronden dat een passie voor voedselbossen met elkaar deelt. Zo zou je het bestuur van Stichting Voedselbosbouw kunnen omschrijven. Wie zijn deze ‘voedselbospioniers’? Wat zijn hun drijfveren en hoe geven zij invulling aan hun ambitie om in vijf jaar tijd minstens honderdvijftig hectare voedselbos te realiseren op landbouwgronden? In de rubriek ‘Een rondje langs de velden’ stellen wij hen aan jullie voor. In deze aflevering is het woord aan Fransjan de Waard.

Hij noemde zichzelf ooit ‘permanaut’: een pionier en een echte ontdekkingsreiziger op het gebied van de permacultuur. Een gesprek met Fransjan de Waard voelt dan ook als een soort tijdreis. Zo houdt hij zich al drie decennia bezig met het vormgeven van duurzaam landgebruik. Een reis die voor hem begon toen in 1987 het rapport Our common future van de VN-commissie Brundlandt verscheen. Hierin werd voor het eerst gesteld dat de integratie van natuurbehoud en economische ontwikkeling nodig is voor duurzame ontwikkeling. “In dit rapport is het begrip sustainable development voor het eerst geïntroduceerd. Een begrip dat niet veel meer zei dan dat duurzame ontwikkeling moet voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. In de jaren die volgden, moest dat allemaal nog ingevuld worden, en daar was ik op het gebied van landgebruik mee bezig”, vertelt hij.

Food Forest Symposium-Juni 2021

Fransjan de Waard en Wouter van Eck van Stichting Voedselbosbouw en Rebke Klokke in Voedselbos In 't Holt 

Het snijvlak van landbouw en bosbouw

De kiem hiervoor was een jaar eerder al gelegd, in Kenia. Tijdens zijn studie Tropische Bosbouw deed Fransjan namelijk onderzoek op het snijvlak van landbouw en bosbouw. “Agroforestry was toen de grote belofte voor ontwikkelingslanden. We zochten naar manieren om in kleinschalige landbouwsystemen landbouw en bosbouw te combineren. Het woud waar vrouwen uit de lokale bevolking een generatie terug nog volop brandhout sprokkelden, was helemaal geprivatiseerd, dus nu moedigden we boeren aan om tussen de landbouwgewassen óók grotere en kleinere bomen te planten. Een soort aanloop naar de voedselbosbouw, waarin je iets nieuws kon creëren wat verschillende functies had. Zo werden verschillende vegetatielagen bij elkaar gezet, waaronder stikstofbindende soorten om de bodem te verbeteren.”

fransjan II

Toen Fransjan in 1989 vertrok naar de woestijn van Andalusië voor een ecologisch onderzoek naar geschikte boomsoorten, nam hij de term ‘permacultuur’ mee in zijn bagage. Ook dat kader werd verder ingekleurd, toen hij in Madrid een lezing volgde van een vrouwelijke pionier die in Spanje de kar van de permacultuur trok. Tijdens een vierdaagse workshop bij haar begon het hem te dagen dat het in andere delen van de wereld niet bij ideeën bleef. “Na dat jaar in Spanje was ik zo enthousiast over de permacultuur dat ik op reis ging naar landen waar de permacultuur al verder was. Dus vertrok ik naar Australië, de bakermat van wat daar al een beweging was. Hier en vervolgens in Nieuw-Zeeland, India en Nepal kon ik met eigen ogen zien hoe agro-ecologische systemen na een jaar of tien functioneren en bloeien.”

'Als we de natuur niet goed kennen en begrijpen, dan temperen we haar in haar kracht. Hoe meer je ingrijpt en probeert de natuur te controleren, hoe contra-productiever dat is'

Nepal was in dat jaar gastheer van de vierde Mondiale Permacultuur Conferentie, waar Fransjan kennismaakte met pioniers uit alle windstreken. “Ik zag dat de permacultuur een holistische benadering is voor de ontwikkeling van duurzame systemen voor land- en bosbouw en hoe agroforestry kan bijdragen aan biodiversiteit en een gezond bodemleven. Deze overvloed ontstaat vanzelf als je de ecologie volgt. Als we de natuur niet goed kennen en begrijpen, dan temperen we haar in haar kracht. Hoe meer je ingrijpt en probeert de natuur te controleren, hoe contra-productiever dat is.”

Fransjan-de-waard

Bestuurslid Fransjan van de Waard

Toen Fransjan in 1989 vertrok naar de woestijn van Andalusië voor een ecologisch onderzoek naar geschikte boomsoorten, nam hij de term ‘permacultuur’ mee in zijn bagage. Ook dat kader werd verder ingekleurd, toen hij in Madrid een lezing volgde van een vrouwelijke pionier die in Spanje de kar van de permacultuur trok. Tijdens een vierdaagse workshop bij haar begon het hem te dagen dat het in andere delen van de wereld niet bij ideeën bleef. “Na dat jaar in Spanje was ik zo enthousiast over de permacultuur dat ik op reis ging naar landen waar de permacultuur al verder was. Dus vertrok ik naar Australië, de bakermat van wat daar al een beweging was. Hier en vervolgens in Nieuw-Zeeland, India en Nepal kon ik met eigen ogen zien hoe agro-ecologische systemen na een jaar of tien functioneren en bloeien.” Nepal was in dat jaar gastheer van de vierde Mondiale Permacultuur Conferentie, waar Fransjan kennismaakte met pioniers uit alle windstreken. “Ik zag dat de permacultuur een holistische benadering is voor de ontwikkeling van duurzame systemen voor land- en bosbouw en hoe agroforestry kan bijdragen aan biodiversiteit en een gezond bodemleven. Deze overvloed ontstaat vanzelf als je de ecologie volgt. Als we de natuur niet goed kennen en begrijpen, dan temperen we haar in haar kracht. Hoe meer je ingrijpt en probeert de natuur te controleren, hoe contra-productiever dat is.”

Fransjan

Fransjan de Waard vlak voor de start van de plantdagen 2019-2020 in Voedselbos Schijndel

Van ‘bostuin’ naar ‘voedselbos’

Fransjan was één van de eersten die in Nederland met het concept voedselbossen ‘de boer op’ ging. “In een voedselbos versterken allerlei ecologische principes elkaar. Op mijn wereldreis zag ik de potentie hiervan en begreep ik dat dit iets was dat écht kon werken. Ik wilde natuurlijk dat iedereen dat ging zien. Hoewel veel mensen in die eerste jaren vaak naar hun voorhoofd wezen, zijn voedselbossen nu een begrip. Zo ging het ook met het bewustzijn dat de bodem de basis is voor alle groei; dat wordt steeds meer de norm. Met een klein aantal anderen heb ik me ingezet voor het Jaar van de Bodem in 2015 en dat heeft echt verschil gemaakt. Je ziet dat boeren nu steeds meer in de bodem kijken: niet zozeer of er voldoende mineralen en voedingsstoffen in zitten, maar vooral naar hoe het is gesteld met het bodemleven. Want hoe vitaler en rijker de bodem, hoe gezonder de dier- en plantensoorten die er op leven.”

Van Fransjan had de voedselbosbouw dertig jaar geleden al wel mogen beginnen. Een transitie die sinds de oprichting van Stichting Voedselbosbouw in 2016 al een flinke vlucht heeft genomen. Fransjan was één van de vijf pioniers die hiervoor het fundament legden. De kansen voor een groot voedselbos - Voedselbos Eemvallei Zuid - in Almere Oosterwold, in het kader van het programma Nieuwe Natuur van de provincie Flevoland, waren aanleiding voor de oprichting van de stichting. Na het stopzetten van de Ecologische Hoofdstructuur kwam er een uitnodiging van de provincie aan de samenleving om met ideeën te komen om nieuwe natuur te creëren.

Eigen gewascode

De rest is geschiedenis. Het was de eerste grote mijlpaal in het bestaan van de stichting en in de vijf jaar die volgden, zouden er nog meer volgen. Fransjan: “Ik heb samen met iemand vanuit de bodembeweging gezorgd voor de totstandkoming van de Green Deal Voedselbossen in 2017. Overheden, onderzoek, onderwijs, koplopers en andere partijen spraken af zich in te spannen om de voedselbosbouw verder te helpen ontwikkelen”, zegt hij. “Hieruit kwam als mijlpaal ook een eigen gewascode: ‘1940’, die een voedselbos tot een officiële vorm van landbouw heeft gemaakt.” Als je Fransjan vraagt waar hij over vijf jaar wil staan, aarzelt hij geen moment. “Ik heb er alle vertrouwen dat we dan goed op weg zijn met onze ambities uit het Masterplan Duurzame Schaalsprong Voedselbosbouw: het helpen realiseren van 1.000 hectare voedselbos in de komende tien jaar. Bovendien gaan over vijf jaar de eerste voedselbossen produceren en kunnen we daaruit dus gaan oogsten. Dan breekt de tijd aan dat we met lokale spelers en retailers nieuwe afzetkanalen gaan gebruiken. En tegen die tijd zullen we vast wel kunnen aantonen dat voedselbossen een interessant verdienmodel en een integraal antwoord zijn op een hele serie ecologische pijnpunten.”